Als Project-laboratorium om de denkpiste rond kunst in de stad te stimuleren is Being Urban onlangs ontstaan in de vorm van een boek met een overzicht van initiatieven om kunstwerken op te nemen in de publieke ruimte. We nemen een kijkje in het gezelschap van de 2 verantwoordelijken voor de publicatie ervan.
De boekpresentatie vond plaats in openlucht op het Martelarenplein, een plek die wel heel erg symbool staat voor het artistieke classicisme binnen de hoofdstad. In de ondergaande zon konden we deze weinig bekende begraafplaats in het centrum van Brussel bewonderen, een perfecte metafoor voor de werken die door de eeuwen heen blijven bestaan en voor ons vanzelfsprekend lijken. Toch kent de inhuldiging van een nieuw kunstwerk in de stedelijke ruimte vaak een lang en moeizaam proces via aanbestedingen, bevragingen van burgers en getalm bij de beleidsmakers.
Enkele maanden geleden dook er een project op in een Brussels kunstcentrum, ISELP (Institut Supérieur pour l’Étude du Langage Plastique – Hoger Instituut voor de Studie van de Plastische Taal) om vanaf het jaar 2000 tot nu 15 jaar herovering van de stedelijke ruimte door artistieke initiatieven te analyseren. Zo werden er 6 projecten geselecteerd en ontleed in beelden en teksten om de rol van kunst en zijn sociaal-culturele dimensie te onderzoeken. Voorbeelden: een reusachtige megafoon op een van de voorpleinen van het Zuidstation of het Fantoom van de Administratieve Stad, een werk van een Poolse kunstenaar die vensters van het verlaten gebouw brak om er de vorm van een gezicht op aan te brengen.
Twee kunsthistorici, Adrien Grimmeau en Pauline de la Boulaye lanceerden tegelijkertijd verschillende denkkanalen zoals een webradio, een documentatiecentrum, een open parlement, een tijdschrift, een cartografie van werken en zelfs een spelautomaat om het proces wat ludieker te maken: “Het begin van het project werd gekenmerkt door de aanslagen van Parijs en in de nasleep daarvan de aanwezigheid van militairen in de stad. We hadden daar veel vragen bij en wilden verschillende structuren voorstellen om dit gebroken, beschadigde territorium te heroveren, waar niemand nog buiten durfde te komen, behalve dan om boodschappen te doen.”
Een stad die ook gekenmerkt wordt door diverse grote projecten zoals de tunnels, de voetgangerszone of het Museum voor Moderne Kunst, die parallel aan de moeilijkheden rond de status van de kunstenaar, enorm veel vragen stellen aan de burgers over het belang van de leiders voor de verfraaiing van Brussel door kunst. “Nochtans”, stelt Pauline de la Boulaye vast, “zien we sinds het begin van de jaren 2000 een gestage instroom van kunstenaars die Berlijn, Londen of Parijs verlaten omdat de ateliers bij ons beter betaalbaar zijn. Er bestaat ook een algemene indruk dat de stad is vastgeroest in een vorm uit het verleden maar hier en daar zijn er werken of acties, zoals de enorme nachtanimatie op het ING-gebouw, die de dingen wat in beweging brengen. Ik zou eerder zeggen dat er een vorm van anachronisme bestaat tussen deze golf van nieuwkomers en de kunstinstellingen.”
Politici zitten vaak met tientallen dossiers op tafel en weten niet hoe ze die moeten behandelen omdat ze er niet altijd de vaardigheden voor bezitten. “Daarom hebben ze zo graag comités van deskundigen, maar dat verlegt het probleem alleen maar”, concludeert Adrien Grimmeau. “De echte vragen gaan over het stedelijk project, en de relatie tussen kunst en publiek.” Met betrekking tot de plaats van street art zegt hij: “het is soms een gemakkelijkheidsoplossing die niet veel kost: op termijn kleine budgetten geven om graffiti te laten spuiten op een muur in plaats van echt na te denken over publieke kunst, komt eigenlijk neer op downgrading; dat kan contraproductief werken.”
Being Urban, Adrien Grimmeau, Pauline de la Boulaye, 224 pagina’s, CFC Editions.
Tags: being urban, cultuur, Kunst, Stedelijk